Bewust en vrij leven
Tijdens mijn stille tijd eind vorige week las ik Psalm 119. Inderdaad die lange psalm die helemaal over de wet gaat. Het is één groot loflied op de wet. In de HSV staat er boven de psalm: ‘Vreugde over de wet’.
Als kind begreep ik hier niets van. Hoe kun je nou blij worden van regels, laat staan er van houden?! Regels zijn een last, zeker geen vreugde.
In mijn pubertijd was ik het nog steeds niet eens met de dichter. Dan werd het net gezellig met mijn vriendinnen, moest ík weer naar huis, omdat het de volgende dag zondag was. Regels stonden mijn geluk eerder in de weg, dan dat ze geluk of vreugde brachten.
Tegenwoordig kan ik de dichter gelukkig beter begrijpen. Als hij in vers 24 zegt: ‘Ja, Uw getuigenissen zijn mijn bron van blijdschap, zij zijn mijn raadgevers.’, dan kan ik daar helemaal in mee komen. Veel van de regels die bij ons thuis golden, hebben mij beschermd voor gevaren of domme keuzes. Die regels waren er niet om mij te beknotten, maar om mij te beschermen. Zodat ik zonder al te grote fouten kon opgroeien, tot ik oud genoeg was om verstandige keuzes te maken. En ook nu nog bieden Gods regels mij een veilig kader voor een goed leven.
Maar toch… het blijft wringen.
In mijn omgeving zijn onlangs een aantal snelheidsmeters geplaatst. Je hebt vast wel eens één gezien. Zo’n meter die de snelheid van je auto weergeeft gevolgd door een blij of sip gezichtje om aan te geven of je je aan de snelheidslimiet houdt.
Het maakt niet uit waar ik naar toe ga in de auto, ik kom er altijd wel één tegen. En ze beginnen bij mij altijd met een sip gezicht. Maar dat ligt niet aan mij hoor! Nee, want ik rij zo vaak over die weg en weet precies hoe hard ik daar kan rijden, of hoelang ik nodig heb om voor de zijweg tot stilstand te komen. Of ik heb het excuus dat we laat zijn voor school of een afspraak in het ziekenhuis, of… En ik moet moeite doen om geen geïrriteerde grom te laten klinken. Ik heb immers drie kinderen op de achterbank en ik wil ze zeker niet het verkeerde voorbeeld geven, door te mopperen op de regels.
Totdat één van de kinderen zegt: ‘Mama, waarom heb jij altijd eerst een verdrietig gezichtje?’
Bam!! Daar ging m’n goede voorbeeld. ‘Ehm, omdat mama vindt dat ze zich niet aan de regels hoeft te houden? Omdat mama zelf wel kan beslissen wat goed is voor haar en degenen die meerijden?’
En in mijn gedachten verkoop ik de snelheidsmeter een schop. Voor het onderuit halen van mijn perfecte rol als moeder, omdat de kinderen nu zien dat mama ook geen zin heeft om zich aan de regels te houden.
Gelukkig krijg ik de genade om dit moment aan te grijpen om uit te leggen dat ik inderdaad ook moeite heb met regels, net als zij. Dat ik het ook iedere dag moeilijk vind om te kiezen tussen wat ik zelf wil en wat God wil en dus goed voor mij is. En dat ik dan ook soms het verkeerde kies.
Het is even stil. Dan zegt de ander: ‘Dat geeft niet hoor, mama. Dan helpen wij je wel!’. En dat doen ze, de schatten. Iedere keer als we in de buurt van een snelheidsmeter komen, klinkt het vanaf de achterbank: ‘blij gezichtje, blij gezichtje!’. Niet dat ik dat die meters nu ineens leuk vind. Maar ook voor mij is er hoop.
Misschien dat ik ooit nog met de dichter kan zeggen: ‘Ik verblijd mij in Uw geboden, die ik liefheb.’